
Jurisprudentie
BB4495
Datum uitspraak2007-09-25
Datum gepubliceerd2007-09-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/580241-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-09-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/580241-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
Voor handel in harddrugs en deelname aan een criminele organisatie veroordeling tot 24 maanden gevangenisstraf voor broers
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580241-07
Uitspraak d.d.: 25 september 2007
Vord. na voorw. veroord.: 06/460227-06 en 07/400182-06
Tegenspraak / dip / oip -oip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte B],
geboren te [plaats en datum],
wonende te [plaats]
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Flevoland te Lelystad.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
11 september 2007.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 december
2006 tot en met 29 mei 2007 in de gemeente Harderwijk en/of de gemeente Ermelo
en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft
gehad:
(grote) (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende cocaïne
en/of heroïne en/of methadon, zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 december 2006 tot en met 29 mei 2007 in
de gemeente Harderwijk en/of de gemeente Ermelo en/of elders in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband
van één of meer natuurlijke perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had
het plegen van misdrijven, namelijk:
het (telkens) opzettelijk inkopen en/of verkopen en/of afleveren en/of
verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben, van (grote) (een)
hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende cocaïne en/of heroïne
en/of methadon, zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet,
terwijl hij, verdachte, oprichter en/of leider en/of bestuurder van die
organisatie was;
art 140 lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 01 december 2006 tot en met 29 mei 2007 in de gemeente Harderwijk en de gemeente Ermelo en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne en/of methadon, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2.
hij in de periode van 01 december 2006 tot en met 29 mei 2007 in de gemeente Harderwijk en de gemeente Ermelo en elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
het telkens opzettelijk inkopen en/of verkopen en/of afleveren en/of
verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben, van een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne
en/of methadon, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, terwijl hij, verdachte, leider van die organisatie was;
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat er met betrekking tot feit 1 geen sprake is van verkopen van harddrugs en met betrekking tot feit 2 dat er geen sprake is van een criminele organisatie zodat verdachte daarvan vrijgesproken dient te worden.
De rechtbank overweegt het volgende:
Uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank tot de overtuiging gekomen dat de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwend, het wettige bewijs leveren voor het verkopen van drugs als ook
het bestaan van een criminele organisatie. Aan de uit de wet en jurisprudentie af te leiden criteria is voldaan. Naar het oordeel van de rechtbank betreft het hier een organisatie die als oogmerk had, het plegen van Opiumwetdelicten. Verdachte alsmede de medeverdachte [verdachte A] vormden de kern hierin. Andere verdachten daar omheen hebben verschillende uitvoeringshandelingen verricht of waren ondersteunend. Aansturing en initiatieven gingen met name uit van [verdachte B] en [verdachte A]. Zij zijn daarmee aan te merken als leidinggevenden binnen de organisatie, waarbij de rechtbank de volgende omstandigheden mede kenmerkend acht:
- [verdachte B] was de vervanger van [verdachte A].
- Als [verdachte A] er niet was dan was [verdachte B] de baas en regelde hij de zaken.
- [verdachte B] nam (telefonisch) de bestellingen op en de bestellingen bracht [verdachte A] weg. Door de andere medeverdachten, “de lopers”, regelmatig te vragen of zij een pakketje drugs wilden afleveren op een bepaald adres waarvoor in ruil zij drugs kregen hebben [verdachte B] en [verdachte A] andere verdachten aan zich gebonden.
- Twee medeverdachten hebben hun huis ter beschikking gesteld van waaruit door [verdachte B] en [verdachte A] gedeald kon worden in ruil voor drugs.
De organisatie heeft ongeveer een half jaar bestaan, waarmee [verdachte A] en [verdachte B] ook een reputatie zullen hebben verworven in de omgeving. Verschillende verdachten hebben in het kader van het organisatorisch verband uitvoering gegeven aan het oogmerk waarop de organisatie was gericht, namelijk het plegen van Opiumwetdelicten, danwel waren daar ondersteunend in. Er is harddrugs ingekocht in Amsterdam, er is drugs vervoerd naar de gemeenten Harderwijk en Ermelo, er is aldaar drugs verkocht en verstrekt.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. het medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet
gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2. het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan verdachte zal opleggen een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig (24) maanden.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank aan verdachte zal opleggen een gevangenisstraf van beduidend kortere duur.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte samen met zijn broer, medeverdachte [verdachte A], gedurende een periode aan het hoofd heeft gestaan van een criminele organisatie, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven op grond van de Opiumwet. Een dergelijk verband tast de integriteit van de samenleving in vergaande mate aan. Er zijn vele personen bij betrokken. Dergelijke organisaties dienen te worden bestreden. Aan hun leiders dient in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van geruime duur te worden opgelegd.
De rechtbank neemt eveneens in aanmerking dat stoffen als cocaïne en heroïne, naar algemeen bekend is, een aanzienlijk gevaar voor de volksgezondheid opleveren.
De rechtbank is van oordeel dat de georganiseerde handel van verdovende middelen met kracht bestreden dient te worden. Verdachte heeft een groot aandeel geleverd aan de met de handel gepaard gaande instandhouding van de verslaving van een groot aantal drugsverslaafden in de gemeente Harderwijk en omgeving.
Alles afwegende, en mede gezien de documentatie van verdachte en het over hem uitgebrachte reclasseringsrapport, is de rechtbank van oordeel dat na te melden straf passend en geboden is.
In beslag genomen voorwerpen
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp (een geldbedrag), volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerp geheel of grotendeels door middel van het bewezen verklaarde is verkregen.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Vordering tenuitvoerlegging
Nu is bewezen dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dienen de bij vonnis van de politierechter te Zwolle-Lelystad van 23 maart 2007 (parketnummer 07/400182-06) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, als ook de bij vonnis van de politierechter te Zutphen van 10 november 2006 (parketnummer
06/460227-06) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer te worden gelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 27, 33, 33a, 47, 57, 91 en 140 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig (24) maanden.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven geld, te weten:
- € 172,40
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank te Zwolle-Lelystad van 23 maart 2007, te weten van:
- 75 dagen gevangenisstraf.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Zutphen van 10 november 2006, te weten van:
- 60 dagen gevangenisstraf.
Aldus gewezen door mr. De Bie, voorzitter, mr. Van der Hooft en mr. Van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van Van Aalst, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 september 2007.